ns 3900
De serie NS 3900 was een serie sneltreinstoomlocomotieven van de Nederlandse Spoorwegen. De Nederlandse Spoorwegen hadden aan het eind van de jaren '20 behoefte aan een sneltreinlocomotief die sterker was dan de serie 3700, omdat steeds meer houten personenrijtuigen werden vervangen door stalen. Inmiddels kon ook de asdruk worden verhoogd van 16 ton naar 18 ton. Dit resulteerde in een ontwerp waarbij gekeken werd naar zowel series 3600 en 3700, dus met een asindeling van 2'C. De serie 3900 kreeg het platen- of barframe van de 3600 maar qua ontwerp van ketel, cilinders en machinistenhuis leek ze op een vergrote 3700, wel met een een krachtiger ketel en cilinders met een middellijn van 420 mm in plaats van 400 mm. Hiermede werd zowel de trekkracht als het vermogen zo'n 15 procent groter. Dezelfde ketel zou later in de tenderlocserie 6300 worden gebruikt. De tender was globaal gelijk aan die van de serie 3600 en de later gebouwde 4-assige tenders van de serie 3700. De serie was in staat om de zwaarste personentreinen snel op een snelheid van 100 km/uur te brengen. De fabrikant, de Duitse fabriek Henschel & Sohn, leverde de locs in twee series in 1929 en 1930. De eerste serie van 22 locs uit 1929 (3901-3922) was aanvankelijk nog niet uitgerust met windleiplaten om te voorkomen dat de wind de rook uit de schoorsteen in het zicht van de machinist zou blazen. Deze werden in 1930 aangebracht. De tweede serie van tien locs (3923-3932) werd direct bij aflevering al voorzien van windleiplaten. Tot aan de elektrificatie hebben ze de zwaarste snel- en D-treinen getrokken, maar er waren ook nadelen. Vooral de stokers hadden het op een 3900 of 6300 erg zwaar. Ze waren net of net niet met de hand te stoken en het vermogen van 1600 PKi werd alleen gehaald met de beste kolen en een goede stoker.
Toen men op het middennet problemen had met de nieuwe dieseldrie-treinstellen, die voor snelle verbindingen moesten zorgen tussen de grote steden, werden er ter vervanging zogenaamde stoomdiesels gesteld, korte sneltreinen getrokken door een stoomlocomotief, die de rijtijden van de dieseltreinstellen moesten kunnen bijhouden. Daarvoor werden eerst proefritten gehouden tussen locs van de series 2100, 3700 en 3900 en het bleek dat zowel de 2100-en als de 3700-en sneller waren dan de 3900-en. Dit had te maken met het feit dat de 3900-en over een erg hoge eigen rolweerstand beschikten en dus minder geschikt waren voor lichte sneltreinen.
Na de Tweede Wereldoorlog en zeker in de jaren '50 was het snel gedaan met de glorie van de 3900-en op een enkele snel- of D-trein na. Geen enkel exemplaar is bewaard gebleven in het spoorwegmuseum, wel beschikt de wel bewaarde NS 6317 over de ketel van de 3927 en is er een cilinderblok bewaard. Dit is jammer, want de 3900 was de laatste speciaal voor Nederland ontworpen sneltreinstoomlocomotief, weliswaar bestelde men in de oorlog in Zweden de serie 4000, maar deze serie was toch meer bedoeld om snel het vernielde spoorwegbedrijf op poten te zetten.